Bloedtest bij rokers om beste rookstopmethode te bepalen?

woensdag, 21 januari 2015

Volgens Amerikaans onderzoek kan aan de hand van een bloedtest worden nagegaan of een roker snel of langzaam nicotine afbreekt in het lichaam. Ongeveer 60% blijkt nicotine snel af te breken zodat die rokers een meer uitgesproken afhankelijkheid aan nicotine hebben, terwijl 40% de nicotine traag afbreekt en minder afhankelijk is. Dat verschil in afbraaksnelheid zou ook gevolgen kunnen hebben voor de rookstopbehandeling.

Dat zou betekenen dat als we vooraleer de rookstopbehandeling aan te vatten eerst een bloedtest doen en daaruit blijkt dat het gaat om een snelle nicotine-afbreker de kans op rookstop groter is met varenicline dan met nicotinepleisters. Bij de trage afbrekers is er geen verschil en kunnen we in principe dan best nicotinesubstitutie geven omdat er dan geen bijwerkingen van varenicline optreden en deze behandeling goedkoper is.

Deze bloedtest is echter in ons land nog niet routinematig beschikbaar en we dienen ook rekening te houden met de kostprijs ervan. Bij rokers spelen bovendien niet enkel biochemische elementen een rol maar ook psychosociale en gewoontehandelingen.

Daarom beperkt begeleiding bij rookstop zich niet tot het geven van medicatie maar dient in een breder kader van begeleiding (counseling, psychologische aanpak) geplaatst. Ook dient rekening te worden gehouden met de individuele voorkeur van de roker: sommige rokers zijn afkerig van in te nemen medicatie en sommigen zijn gevoelig of angstig voor bijwerkingen. Varenicline is bovendien duurder (behalve de eerste doos die in België wordt terugbetaald) en uitsluitend op medisch voorschrift verkrijgbaar wat de drempel voor sommigen kan verhogen.

Rookstop is dus meer dan aan de hand van een bloedtest gewoonweg varenicline of nicotinepleisters te gebruiken.

Een stap verder: details van de studie

Onderzoekers van de universiteit van Pennsylvania (USA) verdeelden 1.246 zware rokers in 3 groepen: de eerste groep kreeg nicotinepleisters in combinatie met een placebopil, de tweede varenicline (Champix) in combinatie met placebopleisters en de derde een farmacologisch niet werkzame placebopil en placebopleisters. Van de rokers die nicotine snel afbreken bleken er dubbel zoveel gestopt met roken na 11 weken in de varenicline-groep dan in de nicotinepleistergroep. Bij de rokers met trage nicotineafbraak was er geen verschil in rookstoppercentage tussen die groepen. 

Volgens professor Jean-François Etter, professor volksgezondheid van de Universiteit van Genève, zijn er enkele onvolkomenheden in de studie. 

  • In deze studie werd het gebruik van varenicline vergeleken met de pleister. Het zou beter geweest zijn de pleister te gebruiken in combinatie met een nicotinevervanger die snel wordt opgenomen zoals kauwgom of tabletten. 
  • Er werd met varenicline begonnen een week voor het stoppen met roken. Maar met de pleister werd gestart op de dag zelf van de rookstop. Indien men met de pleisters ook vroeger zou zijn begonnen, zouden die doeltreffender zijn geweest. 
  • De dosering van de pleisters was niet zeer hoog in de loop van de laatste weken van de behandeling.
  • en behandeling van 11 weken is kort. 

Varenicline werd dus niet vergeleken met een optimaal gebruik van nicotinevervangers.

De resultaten van deze studie over 6 maanden zijn dus weinig significant. Indien men immers de nicotinevervangers op een optimale manier zou hebben gebruikt, zou er waarschijnlijk geen significant verschil zijn geweest na 6 maanden in het voordeel van varenicline. Bovendien is er geen verschil na 12 maanden.

Nieuwsblad 13/1/15 p.16.