Logo

Zware roker of niet: een kwestie van erfelijkheid!

vrijdag, 4 juni 2010

Ondervindt u problemen bij het stoppen met roken? Individuele erfelijke variaties lijken een invloed te hebben op het aantal sigaretten dat iemand per dag rookt. En bijgevolg dus ook op de graad van verslaving aan tabak en de nefaste gevolgen voor de gezondheid.

Commentaar van de Stichting tegen Kanker

Onderzoekers hebben kleine erfelijke variaties ontdekt op chromosomen 8 en 19. Die verhogen bij rokers het aantal sigaretten dat ze dagelijks roken.

Deze erfelijke variaties komen vaak voor en veroorzaken bij rokers een kleine verhoging van het aantal gerookte sigaretten (in de grootte orde van bijvoorbeeld een halve sigaret per dag), maar ook een groter risico op longkanker.

Vroegere onderzoeken hadden al het bewijs geleverd van erfelijke variaties op chromosoom 15 en het risico op longkanker. Andere onderzoeken hebben op datzelfde chromosoom erfelijke variaties ontdekt die verband houden met het aantal gerookte sigaretten.

Het sigarettenverbruik van rokers zou dus direct afhangen van een gen dat belast is met het afbreken van nicotine in het lichaam. Deze ontdekking zou nieuwe pistes mogelijk maken voor een meer geïndividualiseerde aanpak van stoppen met roken.

Nicotine is de voornaamste stof die verantwoordelijk is voor rookverslaving. Nicotine is heel actief in de hersenen. Na een tijdje wordt de stof gedeactiveerd in het lichaam en omgezet in cotinine. Als een gevolg van de daling van het nicotinegehalte in het bloed, de cerebrospinale vloeistof (rond de hersenen en ruggenmerg ) ontstaat er een min of meer intense behoefte om opnieuw een sigaret op te steken.

Aan de oorsprong van de afbraak van nicotine in cotinine ligt een enzym dat wordt aangemaakt door een welbepaald gen, het CYP2A6. Bepaalde rokers vertonen echter afwijkingen aan dat gen. Bij deze personen verloopt de afbraak van nicotine sneller, wat dus maakt dat ze meer sigaretten gaan roken.

Omgekeerd is de combinatie van twee welbepaalde variaties gelinkt aan een lager dagelijks verbruik. Er zijn ook andere combinaties mogelijk die dan weer andere gebruiksniveaus met zich meebrengen.

Een onderzoek toont trouwens aan dat datzelfde CYP2A6 rechtstreeks het te bereiken nicotineniveau beïnvloedt van mensen die een nicotinesubsituut nemen, zoals een patch.

Al deze vaststellingen zouden kunnen leiden tot een aanpassing gebaseerd op het erfelijk profiel wanneer men bij het stoppen met roken gebruik maakt van nicotinesubstituten. 

Belga & La Libre Belgique, 28-04-10